Hendrik Casimir II wordt geboren in Den Haag op 18 januari 1657. Hij overlijdt te Leeuwarden op 25 maart 1696. Hendrik Casimir II is vorst van Nassau-Dietz, graaf van Katzenelnbogen, Vianden en Spiegelberg en baron van Liesveld. Net als zijn vader Willem Frederik, is hij stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe (1664-1696). Verder is hij landcommandeur van de Duitse Orde (1693-1696). Hij is de zoon van Willem Frederik van Nassau-Dietz (1613-1664) en Albertine Agnes van Nassau (1634-1696).
Zijn leven Hendrik Casimir volgt, aanvankelijk onder voogdijschap van zijn moeder, die als een soort regentes fungeert, zijn vader Willem Frederik van Nassau-Dietz, na diens overlijden in 1664 op als stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe. Hendrik Casimir is dan nog maar 7 jaar.
In 1675 verklaren de Staten van Friesland het stadhouderschap erfelijk voor het huis Nassau-Dietz. Hendrik Casimir II wordt daardoor de eerste Friese erfstadhouder. Zoals zijn voorgangers wordt hij officier in het leger van de Republiek, maar met zijn neef en opperbevelhebber Willem III van Oranje kan hij slecht overweg. Hendrik Casimir heeft een driftig en onbehouwen karakter
Studie Op 13-jarigen leeftijd komt hij te Groningen studeren, maar onder onvoldoende toezicht, zodat hij spoedig naar Leeuwarden moet terugkeren; zijn driftige aard, eigenzinnigheid, afkeer van studie en neiging tot het ruwe krijgsmansleven trekken in die tijd al de aandacht, terwijl de leiding van zijn strenge maar onwetenden Franse leermeester Morel weinig geschikt is om zijn in het oog vallende gebreken te verbeteren; de invloed van zijn leermeester in de staatswetenschappen, professor Von Danckelmann te Franeker, schijnt gering geweest te zijn. Zijn bejaarde en ervaren neef, de veldmaarschalk vorst Johan Maurits van Nassau, ziet dan ook met bekommering zijn eigengereide optreden tegemoet en begeert zelf met de leiding belast te worden; maar een proef daarmee in augustus en september 1673, voldoet zijn moeder niet en de jonge Hendrik Casimir moet spoedig uit het kamp bij Heerenveen naar Leeuwarden terugkeren [2].
In het leger Al vroeg begint hij aan een carrière in het Staatse leger. Al op 19 april 1666 wordt hij kolonel van de Staatse infanterie, waarvoor hij in 1672 de eed aflegt. Vanaf het Rampjaar 1672, als ons land door de Fransen wordt overrompeld, strijdt hij actief mee. Tijdens de slag bij Seneffe in 1674, hij is dan nog maar zeventien jaar, wordt hij behoorlijk gewond, maar overleeft hij de gevolgen hiervan.
Zijn leven in het leger In 1674 zit hij onder leiding van Philip Ernst Vegelin van Claerbergen in het leger van zijn neef, prins Willem III, die verlangd heeft hem in zijn naaste omgeving te willen hebben. Hij dient onder de Prins bij Séneffe op 11 augustus 1674, waar hij ernstig gewond raakt door een val van zijn paard en een bloedspuwing krijgt, welke gevolgen nooit geheel zullen verdwijnen. Ook aan het beleg van Oudenaarde in september 1674 en aan dat van Grave in oktober 1674 neemt hij deel, maar hij krijgt daar spoedig hooglopende ruzie met de veldoverste Rabenhaupt en met de Prins zelf over de vergeving van officiersplaatsen in de Fries-Groningse regimenten. Er is zelfs ernstig sprake geweest van een duel tussen hem en Rabenhaupt. De jonge vorst verlaat dan het Staatse leger en neemt verder geen deel aan de krijgsverrichtingen in deze oorlog.
Ook over de Groningse toestanden krijgt de vorst hevige aanaringen met de prins, aan wie door de Staten-Generaal na klachten van de Ommelanders van Groningen de uitspraak in de aanhoudende Groningse geschillen is opgedragen.
In 1675 wordt de stadhouderlijke waardigheid in de drie gewesten erfelijk in zijn geslacht verklaard. Hij wordt de eerste erfstadhouder met echter de zeer beperkte verantwoordelijkheden, die de Staten hem hebben verleend, zijn voor hem echter zeer onaangenaam. In 1679 aanvaardt hij de volle uitoefening van zijn waardigheden.
Nieuwe moeilijkheden tussen hem en Willem III ontstaan door de wrijvingen tussen hem, als kapitein-generaal van zijn gewesten en de prins, als kapitein-generaal van de Unie, over de verplaatsing en, na de vrede van Nijmegen, over de afdanking van troepen.
Na een tijdelijke verzoening in 1681 begint spoedig opnieuw de wrevel en de vorst steunt vervolgens snel ieder verzet tegen zijn machtige neef, zowel op staatkundig gebied, waarop de prins vooral met Amsterdam te kampen heeft, als op kerkelijk terrein, waarop hij in 1677 door prins Willem de uit Zeeland verwijderde predikant Van der Waayen openlijk bescherm door diens benoeming tot hoogleeraar te Franeker en vorstelijke raad.
Hij gaat zelfs zover door zich in te laten met de Franse gezant d'Avaux bij diens tegenwerking bij de binnen en buitenlandsche staatkunde. Herhaalde pogingen tot verzoening van de beide neven worden aangewend, met name door zijn moeder Albertina Agnes en door zijn tante Henriette Catharina van Anhalt-Dessau. De laatste is op 16 november 1683 zijn schoonmoeder geworden door zijn huwelijk met zijn nicht Henriette Amalia, prinses van Anhalt-Dessau, geboren op 16 augustus 1666.
Eerst in 1685 komt een tijdelijke verzoening tot stand door bemiddeling van de vorst van Waldeck van de zijde van de prins, en professor Van der Waayen van de zijde van de vorst, maar de weigering van Willem III om hem Hendrik Casimir derde veldmaarschalk te maken, veroorzaakt nieuwe onenigheid, totdat op 15 juli 1689 Willem III, koning van Engeland is geworden, hierin toestemt na een bezoek van zijn neef in Engeland.
Als derde veldmaarschalk van de Staten neemt Hendrik Casimir tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) deel aan de slagen bij Fleurus op 1 Juli 1690, bij Steenkerken op 3 augustus 1692 en bij Landen op 29 Juli 1693, waar hij zich zeer onderscheidt.
Nieuwe problemen Maar zijn niet-benoeming tot eerste veldmaarschalk na de dood van de Duitse edelman Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg (1620-1692), verbittert hem opnieuw en hij verlaat het leger voorgoed in augustus 1693 onder heftig protest, waarbij ook de Staten van Friesland zich aansluiten. De troepen weigeren zelfs bij elkaar te blijven en in de lasten toe te stemmen. Zo heftig is de ontstemming, dat Hendrik Casimir zich opnieuw inlaat met tijdens de oorlog zeer bedenkelijke geheime onderhandelingen met Frankrijk. De raadpensionaris Heinsius en de gemalin van de vorst slagen er echter tegen het laatst van 1694 in, opnieuw een verzoening tot stand te brengen tussen de neven en de twisten te beëindigen, maar Hendrik Casimir keert niet terug naar het leger en neemt ontslag, omdat Willem III blijft weigeren hem in plaats van de hertog van Holstein-Plön, die als opvolger van Waldeck is aangewezen, met de leiding van het Staatse leger te belasten.
Hendrik Casimir blijft evenwel met Heinsius in goede verstandhouding en verleent vanaf dat momen zijn steun aan de staatkundige en militaire plannen van Willem III [2].
Zijn dood Na zijn dood in 1696 wordt hij als stadhouder opgevolgd door zijn zoon Johan Willem Friso (1687-1711). Hendrik Casimir II overlijdt jong op 32-jarige leeftijd alsnog aan zijn oude oorlogswond (bloedspuwing). Het stoffelijk overschot van Hendrik Casimir II is bijgezet in de Grafkelder van de Friesche Nassau's in Leeuwarden.
Huwelijk Hendrik Casimir trouwt in 1683 met zijn volle nicht Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau (1666-1726). Uit dit huwelijk worden negen kinderen geboren. Omdat haar man al op 32-jarige leeftijd overlijdt, blijft Amalia achter met haar acht overgebleven kinderen. Gelukkig is het een goed en kinderrijk huwelijk geweest. Binnen elf jaar brengt Amalia negen kinderen ter wereld, twee zoons (van wie er één jong sterft) en zeven dochters. Haar man Hendrik Casimir is weliswaar niet zo bekwaam en bejubeld als Willem III, maar hij is Erfstadhouder van Friesland en daarmee de eerste Nassau die deze uit dynastisch oogpunt zo belangrijke titel en functie krijgt. Maar in de jaren daarna vertroebelen dramatische sterfgevallen het geluk. In 1696 overlijdt, veel te jong, Hendrik Casimir II aan een oude oorlogswond, in 1702 sterft stadhouder-koning Willem III na een val van zijn paard en in 1711 verdrinkt Amalia´s enig overgebleven zoon Johan Willem Friso. Deze is door de kinderloze Willem III als zijn Oranje-erfgenaam benoemd. Maar helaas, zo gemakkelijk gaat dat niet. Er zijn terstond diverse vorstelijke kapers op de kust voor deze o zo aantrekkelijke erfenis. De zeer heftige erfstrijd zal dertig jaar duren en Amalia zal de afloop niet meer meemaken [1].
Zijn vrouw Amalia Amalia richt in 1710 de 'Orde van het Vertrouwen' [3] op.
Amalia heeft met nog een andere tegenslag te kampen: Friesland wil haar na de dood van haar zoon Johan Willem Friso in 1711, niet als regentes. Men vindt haar te dominant. Ze trekt zich daarop terug in Dietz (Rijnland-Palts), waar ze in het door haar moeder Albertine gebouwde paleis Oranienstein gaat wonen. En hoe! Ze leeft er met haar (ongehuwde) dochters in een extravagante weelde, die ze eigenlijk niet kan betalen. Het woord spaarzaamheid schijnt de vorstin niet te kennen. Ze koopt links en rechts ontelbare kleren, (hermelijnen) bontmantels, schoenen, pantoffels, alle van het fijnste en dus duurste materiaal. Voor haar lieve schoothonden heeft ze alles over: ze liggen op zachte kussens en reizen mee in mooie manden. Goed eten is ook belangrijk. Uit Amsterdam laat Amalia oesters en bokkingen (gerookte haringen) komen, uit Koblenz verse kersen en peren, uit Frankfurt appels, vijgen en meloenen. Het spreekt vanzelf dat op Oranienstein ook moderne lekkernijen als koffie, thee, chocolade worden geserveerd. Verder genieten moeder en dochters van snuiftabak en diverse likeuren.
Toch is Amalia geliefd in Dietz, want ze geeft geld aan de armen, steunt kunstenaars en bevordert de wederopbouw van kerken. Ook anderszins zet ze zich in voor het welzijn van Dietz. Tijdgenoten lijken dan ook positief te zijn over de vorstin-weduwe, die als innemend, beschaafd en open wordt omschreven. Dertig jaar na haar man sterft Amalia, zestig jaar oud, omringd door haar dochters thuis in Oranienstein [1]. Ze is begraven in de Mariakerk in Dietz.
Hun kinderen: 1. Willem George Friso, Prins van Nassau-Dietz (1685-1686) is de oudste zoon, maar overlijdt na één jaar. Hij wordt begraven in de grafkelder van de Grote- of Jacobijnerkerk in Leeuwarden.
2. Henriëtte Albertine, Prinses van Nassau-Dietz (1686-1754). Zij overlijdt op 67-jarige leeftijd in het Slot Oranienstein te Diez, Rheinland-Palz. Henriëtte trouwt met Johan George von Anhalt.
3. Johan Willem Friso, Prins van Nassau-Dietz (1687-1711), gehuwd met Maria Louise van Hessen-Kassel (1688-1765). Hij volgt zijn vader op.
4. Maria Amalia Prinses van Nassau-Dietz (1689-1771) is de tweede dochter. Ze is genoemd naar haar peettante Maria II van Engeland (1662-1695). Maria II is ook bij haar doop aanwezig op 8 februari 1689 in de Grote Kerk te Den Haag. Ze is op 81-jarige overleden in Slot Oranienstein te Diez.
5. Sophia Hedwig Prinses van Nassau-Dietz (1690-1734), gehuwd met hertog Karel Leopold van Mecklenburg-Schwerin (1678-1747). Dit huwelijk vindt plaats op 27 mei 1708 te Leeuwarden. Ze is niet lang met hem getrouwd geweest. Ze scheiden al twee jaar later op 6 juni 1710 kinderloos. Sophia is bijgezet in de grafkelder van Nassau-Dietz in de stiftskerk van Dietz.
6. Isabella Charlotte Prinses van Nassau-Dietz (1692-1757), gehuwd met Christiaan van Nassau-Dillenburg (1688-1739). Zij huwt met Christiaan op 15 april 1725 op het Slot Oranienstein te Diez. Het huwelijk blijft kinderloos. Hierdoor sterft de tak Nassau-Dillenburg uit. Willem IV van Oranje-Nassau, een neef van Isabella Charlotte, volgt haar man op doordat Nassau-Dillenburg toevalt aan Nassau-Dietz. Isabella Charlotte wordt na haar dood in de kerk van Herborn bijgezet in een speciaal voor haar gemaakte sarcofaag.
7. Johanna Agnes Prinses van Nassau-Dietz (1693-1765). Johanna Agnes overlijdt op 71-jarige leeftijd in Oranienstein.
8. Louise Leopoldina Prinses van Nassau-Dietz (1695-1758), overlijdt op 63-jarige leeftijd in Oranienstein.
9. Henriëtte Casimira (1696-1738), overlijdt op 42-jarige leeftijd in Hanau te Hessen.
Slot/kasteel Oranienstein in Dietz, geschilderd door Jobard Frères in 1830. Licentie: Dit is een getrouwe fotografische reproductie van een tweedimensionaal kunstwerk uit het publieke domein. Het kunstwerk zelf bevindt zich in het publieke domein.
Lees verder:
|